Kluis van Oppem
Achelse kluis (Hamont-Achel), Deusterkapel (Erpekom-Peer), Helshovenkapel (Borgloon), Hoksentkapel (Eksel), Kapel van de Beukeboom (Lummen), Kluis van Bolderberg (Heusden-Zolder), Kluis van Hulsberg (Borgloon), Kluis van Linde (Peer) ,Kluis van Vrijhern (Sint-Huibrechts-Hern), Oeterslovenkapel (Wellen), Kluis van Reinrode (Loksbergen), Kluis van Smeermaas, Nieuwstad (Bree)/Kluis van Mariëndal), Kluis in Holt (Beverst), Kluis van Oppem (Herk-de-Stad), Kluis van Rullekoven (Kerniel), Kluis van Kiewit (Smeetskluis), Sint-Annadal (Munsterbilzen), kluis st-Janskerk (Tongeren)
De weinige archiefstukken die over de kluis van Oppem bewaard werden, leveren het beeld op van een kleine gemeenschap, die zeker in de jaren dertig van de achttiende eeuw op gespannen voet leefde met haar omgeving.
Op Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartdag (15 augustus) 1731 was de kluis van Oppem de scène voor een uit de hand gelopen ruzie, waarbij vensters en deuren werden ingeslagen en de hele inboedel (stoelen, tafel, bancke, knielbancke, een schilderije, een halfftonne, eijsere ketel, pinten en potten) kort en klein geslagen werd. Zelfs het beeld van Onser Lieve Vrauwe met het kindeken, dat boven de ingangsdeur van de kluis stond, had er aan moeten geloven. De kluis werd toen bewoond door de broeders Arnold Van de Borgh en Frans Vasseau.
In 1735 was tussen de stad en de bewoners van de kluis van Oppem een conflict gerezen over de modaliteiten voor het aannemen van nieuwe broeders en over de uitbreiding van de kluis, waarover geprocedeerd werd bij de rechtbank van de Officiaal. Naast broeder Frans Vasseau, die als overste optrad, en broeder Arnold Van de Borgh, had toen ook een derde broeder, Petrus Moernoent, in de kluis van Oppem zijn intrek genomen. Op 29 december 1735 legden beide partijen hun geschil bij in een minnelijke schikking, waarin de verdere uitbreiding van de kluis een halt werd toegeroepen. In de overeenkomst werd vastgelegd dat de broeders in de toekomst geen nieuwe medebroeders mochten aannemen zonder voorafgaande instemming van de magistraat. De novice die zij op dat moment opleidden, mocht alvast intreden. Voorts zouden de broeders in Herk-de-Stad niet meer mogen bedelen, geen (onroerende) goederen meer mogen verwerven, zij zouden geen kapel bij hun kluis mogen bouwen en geen onderwijs mogen verstrekken. Bovendien moesten de kluizenaars de stad een deel van de gemaakte gerechtskosten terugbetalen. De handtekeningen onder dit akkoord leren ons dat één van de broeders, Arnold Van de Borgh, niet kon schrijven.
Andere gekende kluizenaars zijn: Andreas Cappars (vermeld in het besluiten-register van de stadsmagistraat OP 31 januari 1738, overleden op 22 december 1758); Petrus Briers (vermeld in de volkstelling van 1763).
- Rombout Nijssen (red), Kluizen en Kluizenaars in Limburg, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 2002 (de hogere info is hieruit over genomen)