Karolingers: 751 - ca. 1000

751 - 768: Pepijn de Korte (zoon van Karel Martel) pleegt staatsgreep in 751 en zet de Merovingische koning af.

Na zijn dood werd het rijk verdeeld over zijn zoons Carloman en Karel

753-827: de heilige Adelardus (kleinzoon van Karel Martel, neef van Karel de Grote), monnik van Corbie (later abt, hoofdmaarschalk van Karel de Grote) is (“allodiaal”) eigenaar van de gronden van Beringen, Paal, Heusden, Mol, Balen, Dessel, Retie, Houthalen, Widooi, Bommershoven, Elen, Kerkhoven…

768 - 771: Carloman I

770: Luik wordt bisdom in vervanging van Tongeren-Maastricht

768 - 814: Karel (de Grote)

771: na de dood van zijn broer Carloman wordt hij koning over het gehele rijk

800: wordt keizer gekroond – verdeelt het rijk in meer dan 100 graafschappen en hertogdommen bestuurd vanuit Aken -> Hisbania (Haspinga?). In ruil voor hun bestuursdaden, die hij in de landbouwsamenleving van toen niet kon betalen, schonk Karel de Grote hen het gebruik van landgoederen (leen), en inkomsten van belastingen en gerechtelijke boeten. Er ontstond een keten van leencontracten.

813: Elke parochiale kerk werd begiftigd met minstens één mansus (=12 bunders vrije grond). De kerk mocht de tienden heffen van al de landerijen van hetzelfde (kroon-) goed. Dit recht bleef aan de moederkerk en was niet opsplitsbaar (bij oprichting van extra parochies-> omschrijving moest overeenkomen met de grondbezittingen). Waar parochies ontstonden onder het eigendomsrecht van leken-landsheren werden de tienden verbrokkeld, verkocht, verpand, weggeschonken…

814 - 840: Lodewijk de Vrome, wordt geteld als Lodewijk I van Frankrijk

840 - 855: Lotharius I

843: Verdrag van Verdun: de kleinzoons van Karel de Grote splitsen het Frankische Rijk in West-Francië, Oost-Francië en Midden-Francië.

843-880: onze streken= deel van het middenrijk (“Lotharingen” genoemd)

855 - 869: Lotharius II: Lotharingen

870: Lotharingse heren erkennen de West-Frankische koning Karel de Kale

875 - 877: Karel II: West-Francië

876 - 882: Lodewijk Oost-Francië

881-882: streek werd totaal verwoest door de Noormannen (vanuit kamp te Elslo= NL-Limburg). Ze worden uiteindelijk verslagen door keizer Arnulf

880- : deel van Oost-Francië -> leenmannen van het Duitse keizerrijk

882 - 899: Arnulf: Lotharingen

895 - 900: Zwentibold

900 - 911: Lodewijk het Kind

Giselbert II oefende in onze streken het hertogelijk gezag uit

Kerken en kloosters kregen het alsmaar moeilijker zich te verdedigen en zochten steun bij een grotere heer -> groei naar graafschap Loon

962: Otto I wordt keizer gekroond. Vanaf dat ogenblik maakt onze regio deel uit van het ‘heilig Roomse rijk’

980: Otto II maakt bisschop Notger tot zijn vazal à Luik wordt officieel prins-bisdom van het Heilige Roomse Rijk (en lokale hoofdstad). De PB verwierf immuniteit van zijn grondbezit te Tongeren. Notger laat een kathedraal bouwen gewijd aan Sint-Lambert + Heilige Maria.

Lenen werden erfelijk. Sommige leenmannen gingen leencontracten aan bij verschillende leenheren. De persoonlijke relatie tussen leenheer en leenman verwaterde (tov. de economische). De koningen verloren alle controle.