Achelse kluis

De Achelse Kluis is tot ver buiten onze grenzen bekend. Vandaag is er de trappistenabdij SintBenedictus gevestigd, die in 1846 als priorij vanuit Westmalle werd gesticht. Sedert 1871 is zij een zelfstandige abdij.

Voor 1798 lag op dezelfde plaats de echte Achelse Kluis: een kleine kloostergemeenschap van broeders-eremieten. De Eindhovenaar Peter van Eynatten stichtte deze gemeenschap in 1686 op de plaats waar kort daarvoor streekgenoten van over de grens de mis volgden in een inderhaast opgerichte grenskapel.

De Achelse Kluis was geen kluis van een alleenwonende eremiet, maar een gemeenschap van maximaal dertien broeders die in de onvruchtbare Kempense vlakte een zinvol religieus bestaan vonden.

De ligging van de Achelse Kluis op de Belgisch-Nederlandse grens is te verklaren door de oprichting in 1656 van een grenskapel in het Zwartven, in de omgeving van de huidige Kluis. Grenskapellen werden voornamelijk opgericht na het sluiten van het Verdrag van Munster, waarbij het aan Noord-Nederlanders verboden werd de katholieke godsdienst in het openbaar te belijden. De Zwartvenkapel was één van de laatste grenskapellen die op Zuid-Nederlandse bodem werden opgericht. De inwoners van Valkenswaard en omgeving maakten van de kapel in Achel gebruik om er de mis bij te wonen en sacramenten te ontvangen. Ook de pastoor van Valkenswaard verhuisde naar Achel en bouwde vlak op de grens een nieuwe pastorij, op de plaats waar later de Achelse Kluis zou opgericht worden.

Nadat de katholieken van Valkenswaard sedert 1672 weer meer vrijheid hadden verkregen en hun grenskapellen hadden verlaten, was ook de nieuwe pastorij aan de latere Achelse Kluis onbewoond gebleven.

De afgelegen ligging en de beschikbaarheid van een grotere woning deden de Eindhovenaar Peter van Eynatten in 1686 besluiten om daar zijn levensdroom te realiseren: de stichting van een gemeenschap van eremieten of zoals in een archiefstuk uit 1706 te lezen staat: la congrégation de St joseph établie sur la bruyère d'Achel en Campinne.

PATROON : Heilige Jozef van Nazareth.

Vanaf de beginfase worden de kluis en de er wonende gemeenschap in de archiefstukken vermeld als de eremitage van St. Joseph, de Vergadering van St. Joseph in de Achelse Heide, la Congrégation de St. Joseph. Vanaf omstreeks 1750 werd ook de naam St. Josephsdael gebruikt.

De leefregel van 1686 maakt duidelijk hoe de broeders vorm gaven aan hun bijzondere verering voor Sint-Jozef: dagelijks lazen zij na de nonen de litaniën van den h. Joseph met een lesse.

Waarom voor Sint-Jozef gekozen werd blijft een open vraag. Ligt de keuze van Sint-Jozef in de lijn van de sterke toename van zijn verering sedert de zeventiende eeuw? Of moeten we de keuze voor Sint-Jozef zien als een mannelijke pendant van de franciscaanse vrouwenkloosters die veelal Maria tot hun patroonheilige kozen?

  • Achel (Hamont-Achel), De Kluis 1, Achelse kluis, IBE-80075.
  • Rombout Nijssen (red), Kluizen en Kluizenaars in Limburg, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 2002